vrijdag 17 februari 2012

Een ode plus waarschuwing aan Nico Dijkshoorn


Nooit las ik iemand beter columns schrijven dan Nico Dijkshoorn. Nico was zo'n columnist die je aan het nadenken zette. Het sarcasme, de absurditeit, de verwondering over alles wat normaal lijkt maar door de bril van Nico of heel erg slecht of heel erg goed is. Nico was zo'n man die carrières kon maken en breken. Stond het Nico niet aan dat je op zaterdagmorgen het grasveldje in je achtertuin maaide, dan zette hij zijn laptop op zijn schoot, tikte stilletjes even wat, las het voor in het eerste het beste tv-programma, en dat was dat. Je kon je nergens meer vertonen. Wist je de goedkeuring van Nico te krijgen, dan zat je gebeiteld. Ook dan begonnen de vingertjes te typen, schraapte Nico op de televisie zijn verre van zoetgevooisde keeltje, las zijn pennenvrucht in het tempo van je oude opa op de A12 voor en voor de rest van je leven zou je op ieder feestje of partijtje herinnerd worden als die jongen, over wie Nico Dijkshoorn ooit een positief stukje had geschreven.

Het waren overzichtelijke tijden. Wilde je weten wat zwart of wit was, las je gewoon 's ochtends zijn column in de krant. Nico bepaalde alles, omdat Nico de maat van alle dingen was. Niets ontroerde mij dieper dan Nico's verwonderingen, fileringen, grappen en nog even als de sodemieter opgeschreven gedichtjes over de zaken die ons bezighielden, of juist alleen hem bezighielden. Nico was er zo één die in alles een column zag. Gaf hem het paringsritueel van de Afghaanse woestijnkikker, de haar op de linkertepel van Rita Verdonk, de doorsnee aflevering van De Wereld Draait Door, Nico wist wat hij ermee moest doen.
     Alles klopte ook aan Nico. Die grote brede bek van een Zweedse mijnwerker, die ongetemde grijze baard, zijn intellectuele maar toch nog kekke zwarte bril, de zwarte kledij van een begrafenisondernemer met een specialisatie in afrekeningen uit de onderwereld, zijn stoel die altijd net iets hoger was dan die van de mensen om hem heen, alles aan Nico was perfect. Maar afgelopen week, bij het doorlezen van zijn wekelijkse column in voetbalblad VI, was mijn beeld van Nico plotseling voor goed veranderd.
     Weer doet Nico het, zoals altijd. Beginnen over een onderwerp en meteen zijn mening verkondigen. Niet zo maar een mening, maar precies de mening die niemand anders heeft. Nico legt uit, dat ie het allemaal zo mooi vindt dat Luis Suarez zijn collega Patrice Evra geen handje gaf voor de wedstrijd. Dat Luis hem eigenlijk in zijn ballen had moeten trappen. Dan betreedt Nico nog even een onzinnig en futiel zijpaadje, dat hem op ingenieuze wijze weer terugbrengt bij het begin van zijn betoog. Daar aanbeland formuleert hij de mening van iedereen, de visie die iedereen normaal vindt, en zegt vervolgens dat het zo niet werkt en dat juist het tegenovergestelde normaal is.
     Niets mis mee, die nieuwste voetbalcolumn van Nico. Maar ik voel me niet zoals ik me hoor te voelen na een Dijkshoorntje. Vroeger las je een column van Nico en dacht bij jezelf: hij heeft gelijk, wat knap dat hij er zo anders naar kijkt en het toch bij het juist eind heeft. Nu dacht ik maar één ding: alweer. Alweer, had Nico het gedaan. Die andere mening. Vroeger prees je daar een Nico om, maar nu trof het me opeens: Nico is er teveel en er zijn teveel Nico's. Dat is namelijk het probleem als je Nico bent, iedereen wil jou ook zijn. Alle columnisten die tegenwoordig een mooi plekje in de krant willen verdienen, treden in de voetsporen van Nico. In het begin leuk, nog meer van die vernieuwende schrijvers, maar nu is dat voorbij. Ons land heeft last van Nico-inflatie en een Nico-plaag.
     Nico reed altijd op zijn brommer voor de hollende massa uit, maar nu zijn achtervolgers zich ook van een brommer bediend hebben, moet Nico een sneller vervoermiddel zien te regelen. En dat gaat zijn ondergang worden. De opgejaagde Nico gaat zich met zijn razendsnelle motorfiets te pletter rijden na een fatale stuurfout. Terwijl helden die de grens van genialiteit en gekte opzoeken, zoals Sherlock Holmes, Jack Sparrow en Mario Balotelli, bij het grote publiek steeds matelozer populair worden, zal Nico in een wanhopige strijd om zijn imitators te overklassen, die grens kwijtraken en overschrijden. Was Nico ooit een meesterschrijver, nu zal hij een achterlijke dorpsimbeciel worden, naakt door het centrum van Amsterdam paraderend (spreek uit: 'paraderond'), zichzelf aan iedereen voorstellend (spreek uit: 'voorstellond') als Zijne Majesteit Koning Arthur, en zijn geslachtsdeel als diens magische zwaard Excalibur.
     Nico zal de gekke buurman worden, waarvan je tegen je kinderen zegt dat ze nooit met hem mogen praten. Nico zal de man worden die de hele dag de eendjes staat te voeren, met stukken slagroomtaart. De man die met een blik Euroshopper-bier in de bushalte naast de Albert Heijn zit, maar de bussen altijd aan zich voorbij laat rijden en dan nog even gauw zijn middelvinger opsteekt. Nico wordt de man die de mooiste en diepzinnigste gesprekken voert met je tuinhekje, tot je hem wegjaagt door met je knokkels heel hard op het keukenraam te tikken. Als Nico niet uitkijkt.
     Daarom zeg ik: Nico, stop ermee. Iedereen vindt je nu nog een toffe peer, maar door de Nico-inflatie zal dat niet heel lang meer duren. Maar dan is het al te laat. Als ik Nico was, zou ik nu meteen mijn laptop op mijn schoot zetten, een paar minuutjes tikken en in het eerstvolgende televisieprogramma het volgende gedicht oplezen:

Krijg de tering
Jullie hebben pech
Zuig m'n ballen
Ik ben weg
 

2 opmerkingen: